Terug
Gepubliceerd op 30/05/2023

Notulen  Raad voor Maatschappelijk Welzijn

wo 26/04/2023 - 22:00 raadzaal Dekenij
Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
Verontschuldigd: Viviane Tielemans

De voorzitter opent de zitting op 26/04/2023 om 21:16.


  • Openbaar

    • Algemeen

      • Secretariaat - Goedkeuring van de notulen en het zittingsverslag van de raad voor maatschappelijk welzijn van 22 maart 2023

        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Verontschuldigd: Viviane Tielemans

        Overeenkomstig artikel 74 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, worden de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering goedgekeurd.

        Aanleiding

        De goed te keuren notulen van de raad voor maatschappelijk welzijn van 22 maart 2023 vindt u als bijlage bij dit agendapunt.

        Het zittingsverslag van deze vergadering kunt u via volgende link beluisteren : https://youtu.be/vpcyUajNHag

        Publieke stemming
        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Voorstanders: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde
        Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
        Besluit

        Enig artikel:

        Het PV van de notulen en het zittingsverslag van de vergadering van 22 maart 2023 worden goedgekeurd.

    • Secretariaat

      • Secretariaat- Klachtenbehandeling- Reglement- Goedkeuring

        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Verontschuldigd: Viviane Tielemans

        De raad voor maatschappelijk welzijn keurt het klachtenreglement goed.

        Aanleiding

        Om een globale, correcte en centrale opvolging van de klachten te bekomen, is het aangewezen de werkwijze te verbeteren en te formaliseren.

        Regelgeving

        Volgende bevoegdheidsgrond en regelgeving is van toepassing:

        Bevoegdheidsgrond:

        Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel 77 en 78 betreffende de bevoegdheden van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn.

        Regelgeving:

        Het Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, inzonderheid artikel 302 en 303.

        Decreet Bestuursdecreet van 7 december 2018, in het bijzonder van artikel 75 tot artikel 88 betreffende klachten, meldingen en voorstellen.

        Feiten, context en argumentatie

        Ieder lokaal bestuur is decretaal verplicht bij reglement een systeem van klachtenbehandeling te voorzien. Dit moet op ambtelijk niveau georganiseerd worden en moet maximaal onafhankelijk zijn van de diensten waarop de klachten betrekking hebben.

        Jaarlijks moet er gerapporteerd worden over deze klachten

        In geval van klachten dient er oplossingsgericht en bemiddelend opgetreden te worden. Naar de burger toe moet dit zo transparant en onafhankelijk mogelijk gebeuren. Op die manier wordt de klantentevredenheid verhoogd. In het kader van feedbackmanagement moeten verbetermogelijkheden voor de diensten op regelmatige wijze worden aangegeven. Immers, inzichten in de werking van de organisatie kunnen leiden tot verbetertrajecten en kwaliteitsverhoging. Klachten mogen dan ook niet gezien worden als een negatief signaal, maar als een kans om nog beter te doen

        De wijze van klachtenbehandeling (ontvangst klacht, ontvankelijkheid, onderzoek, antwoord, enzovoort) wordt bepaald in bijgaand reglement

        Publieke stemming
        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Voorstanders: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde
        Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
        Besluit

        Artikel 1:

        Met ingang van 1 mei 2023 onderstaand reglement, goed te keuren.


        Reglement klachtenbehandeling

        Artikel 1
        §1. Onder ‘klacht’ in de zin van deze regeling wordt verstaan: een manifeste uiting waarbij een ontevreden burger bij de lokale overheid klaagt over een door de lokale overheid al dan niet verrichte handeling of prestatie.
        §2. Een klacht kan zowel betrekking hebben op:

        1. een foutief verrichten van een handeling of prestatie
        2. het afwijken van de vastgelegde of gebruikelijke werkwijze
        3. het niet uitvoeren van een handeling of prestatie

        §3. Een ‘handeling of prestatie’ kan zowel betrekking hebben op:

        1. een behandelingswijze van de ambtenaar
        2. een termijn
        3. een beslissing van de ambtenaar


        §4. Klachten zijn niet enkel beperkt tot het handelen van ambtenaren. Een klacht kan ook betrekking hebben op het handelen van de burgemeester, schepenen of raadsleden.

        Artikel 2
        §1. Deze klachtenprocedure is niet van toepassing op:

        - vragen om informatie
        - meldingen
        - suggesties
        - beroepen
        - bezwaren
        - petities.

        §2. Deze klachtenprocedure is niet van toepassing op:

        - algemene klachten over de regelgeving
        - algemene klachten over het (al dan niet) gevoerde beleid
        - klachten over beleidsvoornemens of verklaringen
        - klachten waarbij de klager geen belang kan aantonen
        - klachten waarbij de klager anoniem blijft

        Artikel 3
        Ook de medewerkers van het lokaal bestuur kunnen net als burgers een klacht uiten volgens deze klachtenprocedure. Gevallen van geweld, agressie en ongewenst seksueel gedrag op het werk moeten door de vertrouwenspersoon behandeld worden.

        Artikel 4
        Wanneer politieke mandatarissen worden geconfronteerd met klachten van burgers dan moeten zij deze in eerste instantie doorverwijzen naar de bevoegde diensten van de administratie.
        Politieke mandatarissen kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun relatie met de administratie: zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de administratie.
        Bij het ondersteunen en begeleiden van vraagstellers, respecteren de politieke mandatarissen de onafhankelijkheid van de ambtenaren en diensten, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als normaal worden beschouwd voor de afhandeling van soortgelijke dossiers.

        Artikel 5
        Als klachtenbehandelaar treedt op:
        1. de leidinggevende van de dienst of medewerker tegen wie een klacht werd ingediend.
        2. De gemeenteraad of een commissie van de gemeenteraad indien de klacht gericht is tegen de algemeen directeur, de burgemeester, een schepen of een raadslid.
        3. De algemeen directeur indien het een klacht betreft van de ene ambtenaar ten opzichte van een andere ambtenaar die beiden werkzaam zijn bij het lokaal bestuur.

        De klachtenbehandelaar is verantwoordelijk voor het inhoudelijke onderzoek en het beoordelen van de klacht. Hij/zij informeert zich zo nodig bij de betrokken medewerker over de feiten waarover geklaagd wordt en neemt de conclusies op in een verslag.
        Verschillende conclusies zijn mogelijk:
        - gegronde klacht
        - deels gegronde klacht
        - gegronde maar reeds tijdens het onderzoek gecorrigeerde klacht
        - ongegronde klacht
        - stopzetting procedure door burger of in samenspraak
        - geen oordeel (klachten waarbij na onderzoek: 1. onvoldoende duidelijk blijven; 2. enige twijfel blijft of er nu al dan niet beter bestuurd had kunnen worden; 3. de fout te klein is om in aanmerking te nemen)

        Bij gegronde of deels gegronde klachten moet er een oplossing geformuleerd worden

        Artikel 6
        De deskundige van de dienst secretariaat treedt op als klachtencoördinator. Hij duidt een vervanger aan bij afwezigheid.
        De klachtencoördinator registreert en dispatcht alle klachten en ziet er op toe dat de behandeling van een klacht conform de klachtenprocedure verloopt.
        De klachtencoördinator voert het ontvankelijkheidsonderzoek uit. De klacht is niet ontvankelijk als ze:

        - anoniem is ingediend;
        - alleen mondeling is gebeurd;
        - gaat over zaken die niet tot de bevoegdheid behoren van het lokaal bestuur van Lennik;
        - gaat over feiten die zich meer dan één jaar voor de klacht hebben voorgedaan, tenzij de gevolgen van die feiten zich pas op het ogenblik van de klacht voordoen;
        - al eerder is ingediend en al ongegrond werd bevonden, tenzij wanneer er nieuwe elementen in verband met de klacht worden aangebracht;
        - betrekking heeft op feiten waarover alle georganiseerde administratieve beroepsmogelijkheden werden aangewend of waarover een jurisdictioneel beroep aanhangig is gemaakt;
        - het lokaal bestuur van Lennik geen betrokken partij is;
        - geen betrekking heeft op een klacht;

        Artikel 7
        Klachten worden behandeld volgens de procesbeschrijving opgenomen in bijlage 1.

        Artikel 8

        Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de klacht stuurt de klachtencoördinator een antwoord naar de klager die in elk geval de volgende elementen vermeldt:
        - Ontvangstmelding van de klacht
        - Korte omschrijving van de klacht
        - Vermelding of de klacht al dan niet ontvankelijk is en de motivering waarom indien ze niet ontvankelijk is
        - De contactgegevens van de klachtenbehandelaar
        Uiterlijk 45 werkdagen na het ontvangen van de klacht bezorgt de klachtencoördinator een antwoord aan de klager met de behandeling van de klacht. In uitzonderlijke gevallen kan een afwijking van deze termijn meegedeeld worden indien de afhandeling van de klacht niet binnen de gestelde termijn kan afgehandeld worden.

        Artikel 9
        Jaarlijks wordt aan de gemeenteraad gerapporteerd welke klachten er zijn binnengekomen en behandeld. De privacygegevens worden in deze rapportering niet mee opgenomen.

        Artikel 10

        Dit reglement, goedgekeurd op de Raad voor Maatschappelijk Welzijn van 26 april 2023 vervangt het reglement van klachtenbehandeling, goedgekeurd op OCMW raad van 27.11.2012.

        Het treedt in werking op 1 mei 2023.

      • Secretariaat - Deontologische code - goedkeuring

        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Verontschuldigd: Viviane Tielemans

        De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de aanpassing van de deontologische code goed.

        Aanleiding

        Door een wijziging van het decreet lokaal bestuur moeten vanaf 2 maart 2023 alle lokale besturen die nog geen deontologische commissie hebben er één oprichten. 

        Regelgeving

        Volgende bevoegdheidsgrond en regelgeving zijn van toepassing:

        • decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en verdere wijzigingen
        Feiten, context en argumentatie

        Door een wijziging van het decreet lokaal bestuur moeten vanaf 2 maart 2023 alle lokale besturen die nog geen deontologische commissie hebben er één oprichten. Dat moet zowel in de gemeente als in het OCMW.

        Volgende bepalingen dienen opgenomen te worden:

        • de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn moeten elk een deontologische commissie oprichten;
        • de deontologische codes van zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn moeten regels bevatten over de deontologische commissie, meer bepaald over de samenstelling, de werking en de bevoegdheid.

         

        Publieke stemming
        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Voorstanders: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde
        Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
        Besluit

        Artikel 1:

        De raad voor maatschappelijk welzijn heft de deontologische code, goedgekeurd door de RvMW op 28 januari 2019 op.

        Artikel 2:

        De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de volgende deontologische code voor de lokale mandatarissen goed:

        DEONTOLOGISCHE CODE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

        Doel en toepassingsgebied

        Doel

        De mandatarissen zijn zich bewust van hun belangrijke maatschappelijke rol. Luisterbereidheid, aanspreekbaarheid en dienstbaarheid van politici via rechtstreeks contact met de bevolking worden als waardevol en noodzakelijk beschouwd in een moderne democratie, inzonderheid naar de zwakkeren toe.

        Het is belangrijk dat mandatarissen voor de bevolking bereikbaar en aanspreekbaar zijn. Direct contact met de bevolking is een meerwaarde bij het aan politiek doen. Misbruiken inzake sociale dienstverlening dienen evenwel bestreden te worden. De doelstelling van goed bestuur houdt ook in dat geen tussenkomsten worden verricht die de goede werking van de overheidsadministraties in het gedrang brengen. Vandaar het belang van een goede regeling zoals beoogd door voorliggende deontologische code inzake dienstverlening aan de bevolking.

        Deze deontologische code beoogt in hoofdzaak twee doelstellingen m.b.t. de dienstverlening van de mandatarissen aan de bevolking:

        -          enerzijds moeten mandatarissen de bevolking correct informeren en juist doorverwijzen naar de geëigende ambtelijke dienst. Dit heeft als doel dat de burger in zijn rol van klant van de overheidsadministratie zelf sterker wordt en dat de ambtelijke diensten hun rol van dienstverlener ten volle kunnen spelen;

        -          anderzijds moeten mandatarissen streven naar structurele oplossingen voor de problemen die ze bij hun contacten met de bevolking vaststellen zodat de behoefte aan sociale dienstverlening stelselmatig wordt teruggedrongen.

        De correcte naleving van de deontologische code kan er toe bijdragen dat ook de deontologie bij de bevolking wordt versterkt en dat vragen naar onoorbare tussenkomsten niet langer worden gesteld.

        Dergelijke dienstverlening of onoorbare vragen mogen zich uiteraard niet verplaatsen naar de ambtenaren of naar de lokale uitvoerende organen.

        Artikel 1

        De deontologische code  is van toepassing op de lokale mandatarissen.

        Voor de gemeente worden hieronder begrepen:

        ­         de voorzitter van de gemeenteraad

        ­         de gemeenteraadsleden,

        ­         de burgemeester,

        ­         de schepenen.

        Voor het OCMW worden hieronder begrepen:

        ­         de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn,

        ­         de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn,

        ­         de voorzitter van het vast bureau,

        ­         de leden van het vast bureau,

        ­         de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst,

        ­         de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst.

         

        Deze code is bij uitbreiding eveneens van toepassing op de medewerkers van de lokale mandatarissen, welke ook hun statuut of hoedanigheid is (kabinets- en fractiemedewerkers), en op de vertrouwenspersonen.

        Lokale mandatarissen die namens de gemeente/het OCMW andere mandaten bekleden, zijn in die hoedanigheid eveneens ertoe gehouden de bepalingen van de deontologische code na te leven. Dit geldt zowel voor de mandaten die rechtstreeks in verband staan met hun ambt als voor alle hiervan afgeleide mandaten.

        Indien een mandaat namens de gemeente/het OCMW wordt opgenomen door een extern persoon, dus niet vermeld onder de eerste paragraaf van dit artikel, zal bij diens aanstelling gevraagd worden deze deontologische code te onderschrijven.

        Zij zullen er tevens over waken dat zij, ook buiten het kader van deze mandaten, geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die afbreuk doen aan de eer en de waardigheid van hun ambt

         

        Belangenvermenging en de schijn ervan

        Artikel 2

        Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet gebruiken voor het eigen persoonlijk belang. Dat mag ook niet voor het persoonlijk belang van een ander persoon of het belang van een organisatie bij wie hij/zij een directe of indirecte betrokkenheid heeft.

        Artikel 3

        Een lokale mandataris gaat actief en uit zichzelf alle vormen van belangenvermenging, en zelfs de schijn daarvan, tegen. Een lokale mandataris neemt geen deel aan de bespreking en de stemming wanneer er sprake is van een beslissing waarbij belangenvermenging speelt.

        Artikel 4

        Een lokale mandataris beseft dat mogelijke belangenvermenging niet beperkt is tot de bespreking en stemming. Daarom zorgt een lokale mandataris dat er ook geen enkele beïnvloeding is tijdens de andere fases van het besluitvormingsproces.

        Artikel 5

        Een lokale mandataris zorgt dat bij contacten met de burger nooit de schijn gewekt wordt dat particuliere belangen begunstigd (kunnen) worden.

        Artikel 6

        Een lokale mandataris mag de in artikel 10 van het Decreet Lokaal Bestuur genoemde functies niet uitoefenen.

        Artikel 7

        Een lokale mandataris mag de in artikel 27 §2 en § 3 van het Decreet Lokaal Bestuur genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan.

        Artikel 8

        Ter bevordering van de transparantie en om schijn van partijdigheid te voorkomen, meldt een lokale mandataris aan de algemeen directeur welke betaalde en onbetaalde mandaten hij/zij vervult naast het politiek mandaat bij het lokaal bestuur.

        Artikel 9

        Een lokale mandataris meldt aan de algemeen directeur wanneer hij/zij substantiële financiële belangen heeft (bijvoorbeeld aandelen of opties) in een onderneming waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft.

        Artikel 10

        De door een lokale mandataris gemelde mandaten en substantiële financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan mandaat of belang moet meegedeeld worden. De algemeen directeur of een personeelslid dat daartoe door de algemeen directeur werd aangewezen, draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst van gemelde mandaten en belangen.

        Corruptie en de schijn ervan

        Artikel 11

        Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen, diensten of andere gunsten die hem/haar gegeven of beloofd werden.

        Artikel 12

        Een lokale mandataris moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

        Het aannemen van geschenken

        Artikel 13

        Een lokale mandataris neemt geen geschenken aan die hem/haar door zijn/haar functie worden aangeboden. Eventueel uitgezonderd zijn de incidentele, kleine attenties (zoals een bloemetje of een fles wijn) waarbij de schijn van corruptie en beïnvloeding minimaal is én waarbij minstens aan één van de onderstaande voorwaarden voldaan wordt:

        ­        Het weigeren of teruggeven van het geschenk zou de gever ernstig kwetsen of bijzonder in verlegenheid brengen.

        ­        De overhandiging van het geschenk vindt in het openbaar plaats.

        ­        Het terugbezorgen van het geschenk is praktisch onwerkbaar.

        ­        Het gaat om een prijs die door de lokale mandataris gewonnen wordt bij een tombola of activiteit.

        Artikel 14

        Als geschenken (al dan niet volgens de regels in artikel 13 van deze code) in het bezit komen van een lokale mandataris, wordt dit door de lokale mandataris gemeld aan de algemeen directeur.

        Afhankelijk van de aard van het geschenk en de omstandigheden waarin het gegeven werd, wordt het ofwel alsnog terugbezorgd, ofwel eigendom van de gemeente. De algemeen directeur registreert deze giften en geeft ze in alle transparantie een gemeentelijke bestemming.

        Artikel 15

        De gemeenteraad kan in concrete gevallen afwijken van de regels die gelden over het aannemen van geschenken. Dit kan enkel in volledige openbaarheid.

        Het aannemen van persoonlijke geschenken, voordelen en diensten

        Artikel 16

        Een lokale mandataris accepteert geen persoonlijke geschenken, voordelen of diensten van anderen, die hem/haar uit door zijn/haar functie worden aangeboden, ontvangen, tenzij aan alle onderstaande voorwaarden voldaan wordt:

        ­        Het weigeren ervan maakt het raadswerk onmogelijk of onwerkbaar.

        ­        De schijn van corruptie of beïnvloeding is minimaal.

        Artikel 17

        Een lokale mandataris gebruikt die persoonlijke geschenken, voordelen of diensten die voor zijn/haar raadswerk aangenomen mogen worden nooit voor privédoeleinden.

        Het aannemen van uitnodigingen (voor bijvoorbeeld diners of recepties)

        Artikel 18

        Een lokale mandataris accepteert uitnodigingen (lunches, diners, recepties en andere) die door anderen betaald of gefinancierd worden enkel wanneer aan alle onderstaande voorwaarden voldaan wordt:

        ­        De uitnodiging behoort tot de uitoefening van het raadswerk.

        ­        De aanwezigheid kan worden beschouwd als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente, …).

        ­        De schijn van corruptie of beïnvloeding is minimaal.

        Het accepteren van reizen, verblijven en werkbezoeken

        Artikel 19

        Een lokale mandataris accepteert werkbezoeken, waarbij reis- en verblijfkosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd besproken te worden op de gemeenteraad of het fractievoorzittersoverleg. De invitatie kan alleen geaccepteerd worden wanneer het bezoek aantoonbaar van belang is voor de gemeente en de schijn van corruptie of beïnvloeding minimaal is. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd (schriftelijk) verslag gedaan aan de raad.

        Het gebruik van faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur

        Artikel 20

        Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgelegd zijn over het gebruik van faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur.

        Artikel 21

        Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgesteld zijn voor het gebruik van interne voorzieningen die voor het raadswerk worden voorzien zoals opgenomen in het huishoudelijk reglement.

        Artikel 22

        Een lokale mandataris houdt zich aan de regels over onkostenvergoedingen zoals vastgesteld in het huishoudelijk reglement.

        Omgaan met informatie

        Artikel 23

        De gemeenteraad/ De raad voor maatschappelijk welzijn werkt onder het principe van principiële openbaarheid. Zij ziet erop toe dat het college van burgemeester en schepenen/het vast bureau alle relevante informatie aangaande dossiers, stukken en akten openbaar toegankelijk maakt.

        Artikel 24

        Een lokale mandataris communiceert eerlijk over de redenen en motieven op basis waarvan hij/zij individueel gestemd heeft. Daarnaast communiceert een lokale mandataris eerlijk over de reden en motieven op basis waarvan de raad als geheel de beslissing genomen heeft.

        Artikel 25

        Een lokale mandataris is gebonden aan het beroepsgeheim wanneer hij/zij door de functie van lokale mandataris kennis krijgt van geheimen die door personen aan de gemeente zijn toevertrouwd. Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet de openbaring oplegt of mogelijk maakt.

        Artikel 26

        Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor lokale mandatarissen. Deze plicht beschermt wat besproken wordt tijdens een besloten vergadering (feiten, meningen, overwegingen…).

        Artikel 27

        Een lokale mandataris heeft een algemene discretieplicht. Hij/zij gaat op discrete en voorzichtige wijze om met de informatie die hem/haar toekomt in de uitoefening van zijn/haar functie.

        Artikel 28

        Een lokale mandataris gebruikt de informatie die hij/zij kreeg door de uitoefening van zijn/haar functie enkel voor zijn/haar raadswerk en niet voor zijn/haar persoonlijk belang of voor het persoonlijk belang van anderen.

        Artikel 29

        Een lokale mandataris maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door wanneer het niet zeker is dat de afzender daarmee zou instemmen. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender wordt de expliciete toestemming gevraagd.

        Onderlinge omgang en afspraken over vergaderingen

        Artikel 30

        Raadsleden gaan respectvol om met elkaar, de leden van het college en de personeelsleden van de gemeente.

        Raadsleden gaan respectvol om met elkaar, de voorzitter en de leden van het vast bureau, de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de personeelsleden van het OCMW.

        Artikel 31

        Raadsleden richten zich tot elkaar, de leden van het college/het vast bureau en de leden van het bijzonder comité, de algemeen directeur en de andere personeelsleden op een correcte wijze en dit zowel verbaal, non-verbaal als schriftelijk, inclusief de elektronische communicatie.

        Artikel 32

        Lokale mandatarissen houden zich tijdens vergaderingen van de politieke organen aan het huishoudelijk reglement en volgen de aanwijzingen van de voorzitter hierover op.

        Artikel 33

        Lokale mandatarissen onthouden zich in het openbaar, dus ook in openbare raads- en commissievergaderingen, van negatieve uitlatingen over individuele personeelsleden.

        Naleving en handhaving van de deontologische code

        Artikel 34

        De gemeenteraad /raad voor maatschappelijk welzijn richt een deontologische commissie op.

        Het aantal leden van de deontologische commissie bedraagt 1 per fractie en evenveel als het aantal fracties in de gemeenteraad, aangevuld met de voorzitter van de gemeenteraad / de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die toegevoegd wordt als voorzitter is van de deontologische commissie. Onafhankelijke raadsleden vormen geen fractie en zijn niet vertegenwoordigd in de deontologische commissie.

        Elke fractie wijst het mandaat in de commissie toe met een voordracht gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad / de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Stel dat de raadsvoorzitter voordrachten ontvangt voor meer dan één fractielid als lid van de commissie, dan beslist de raad.  Bij deze voordracht kunnen ook één of meer plaatsvervangers aangeduid worden die in opgesomde volgorde het commissielid vervangen bij afwezigheid of wanneer die betrokken partij is.  Een plaatsvervanger is een raadslid voorgedragen door dezelfde fractie, tenzij de fractie maar één lid telt. In dat geval kan ook een raadslid van een andere fractie voorgesteld worden. Een fractie kan tijdens de bestuursperiode steeds beslissen een ander lid aan te duiden en/of één of meer plaatsvervangers te vervangen of toe te voegen.

        Gaat het om een mogelijke schending van de code door de voorzitter van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover de voorzitter vervangen conform art. 7, §5, derde lid van het decreet over het lokaal bestuur.

        Gaat het om een mogelijke schending van de code door een lid van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover het lid vervangen door een plaatsvervanger in volgorde van hoe ze door de fractie werden voorgedragen.

        Artikel 35

        De voorzitter van de deontologische commissie is verantwoordelijk voor de oproeping en stelt de agenda op.

        De commissie wordt bijeengeroepen wanneer dat nodig is conform art. 41 van deze code. De voorzitter is daarenboven gehouden de commissie bijeen te roepen op aanvraag van minstens een derde van haar leden.

        De oproepingen vermelden in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en worden tenminste 8 dagen voor de vergadering aan de leden bezorgd. In geval van hoogdringendheid, te beoordelen door de voorzitter, wordt de bijeenroeping tenminste 3 dagen voor de vergadering bezorgd. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking van de leden van de commissie vanaf de verzending van de agenda.

        De bezorging van de oproeping, de agenda en de dossier gebeurt op dezelfde wijze als dat gebeurt in de raad, met als verschil dat enkel de leden van de deontologische commissie deze oproep, agenda en dossiers ontvangen.

        De vergaderingen van de deontologische commissie zijn niet openbaar.

        De leden van de commissie werken volgens volgende principes:

        -        De handhaving is onpartijdig.

        -        Men is terughoudend met publiciteit.

        -        Men gaat zorgvuldig om met de vermeende schender.


        Artikel 36

        De commissie is bevoegd voor:

        -        Het formuleren van een gemotiveerd advies aan de raad over het vermoeden van een schending van deze code door personen die door deze code gevat worden zoals voorzien in de procedure van art. 40 tot 42 van deze code.

        -        Het geven van adviezen en aanbevelingen aan de raad over de inhoud van deze code met het oog op het bijsturen ervan. Dat kan op eigen initiatief van de commissie of minstens één keer per bestuursperiode op vraag van de raad conform art. 43 van deze code.

        -        …     

        Artikel 37

        De gemeenteraad/De raad voor maatschappelijk welzijn  ziet erop toe dat de fracties en de individuele lokale mandatarissen volgens de deontologische code handelen.

        Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:

        ­        het voorkomen van mogelijke schendingen

        ­        het signaleren van vermoedens van schendingen van de deontologische code

        ­        het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de deontologische code

        ­        het eventueel zich uitspreken over schendingen van de deontologische code

        Het voorkomen van mogelijke schendingen

        Artikel 38

        Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.

        Artikel 39

        Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij/zij die persoon. De lokale mandataris verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.

        Het signaleren van vermoedens van schendingen

        Artikel 40

        Wanneer een lokale mandataris vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kan hij/zij dit aankaarten bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.

        Al dan niet na het gesprek met de algemeen directeur (of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen), wanneer het vermoeden van een schending blijft bestaan, meldt de lokale mandataris dit aan de voorzitter van de gemeenteraad/de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de algemeen directeur die samen een vooronderzoek doen onder mandaat van de deontologische commissie. De algemeen directeur kan een personeelslid aanwijzen om dat in zijn/haar plaats te doen.

        Het onderzoeken van vermoedens van schendingen

        Artikel 41

        Wanneer de raadsvoorzitter en de algemeen directeur (of het daartoe aangewezen personeelslid) besluiten dat de melding onontvankelijk is dan betekent dit meteen het einde van de procedure die gestart werd naar aanleiding van dit vermoeden. De commissieleden worden hierover wel geïnformeerd.

        Is de melding ontvankelijk dan onderzoekt de commissie de melding. De voorzitter van de deontologische commissie roept de commissie bijeen binnen de dertig dagen na de melding. De periode van dertig dagen wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus.

        De commissie onderzoekt de melding en geeft zowel de melder als de vermeende schender de kans zich te laten horen. Ook mogelijke getuigen kunnen gehoord worden. Niemand kan daartoe verplicht worden.

        Na het horen van betrokkenen bespreekt de commissie het vermoeden van schending en wordt een gemotiveerd advies overgemaakt aan de gemeenteraad /de raad voor maatschappelijk welzijn.

        Het zich uitspreken over schendingen (= einde van de formele procedure binnen het lokaal bestuur)

        Artikel 42

        Enkel de gemeenteraad/de raad voor maatschappelijk welzijn kan zich uitspreken of een mandataris van de gemeente/het OCMW een schending heeft begaan. Dat kan op basis van het gemotiveerd advies van de deontologische commissie. Als de raad beslist om af te wijken van het advies dan moet de vermeende schender de kans krijgen om door de raad zelf gehoord te worden vooraleer de raad ten gronde besluit.

        Wanneer de gemeenteraad/de raad voor maatschappelijk welzijn vaststelt dat deze code geschonden werd door een mandataris van de gemeente/het OCMW, dan kan de raad:

        -        zich uitdrukkelijk distantiëren van het gedrag van een raadslid.

        -        vragen dat het raadslid zich verontschuldigt.

        -        beslissen een melding te doen bij het parket of Audit Vlaanderen.

        -        bij een kennelijk wangedrag of grove nalatigheid van of door de burgemeester, een schepen of de raadsvoorzitter / de voorzitter of een lid van het vast bureau, de voorzitter of een lid van het bijzonder comité of de raadsvoorzitter een dossier overmaken aan de Vlaamse regering zodat die een tuchtonderzoek kan instellen.

        -        …

        Evalueren van de deontologische code

        Artikel 43

        Minimaal één keer per bestuursperiode evalueert de raad de deontologische code. De raad vraagt daarvoor eerst advies aan de deontologische commissie. Daarbij wordt o.a. bekeken of de code nog actueel is, nog goed werkt en of ze nageleefd wordt.

        Hoofdstuk 1: Enkele algemene bepalingen

        Artikel A1

        De lokale mandatarissen zullen voor de omschrijving van hun dienstverlenende activiteiten geen termen gebruiken die verwarring kunnen scheppen met officiële, door de overheden ingestelde instanties belast met het verstrekken van informatie of met de behandeling van klachten. Het gebruik van de termen ‘ombuds’, ‘klachtendienst’ en andere afleidingen of samenstellingen is verboden.

        Artikel A2

        De lokale mandatarissen maken in hun verkiezingscampagnes en -mailings die gericht zijn op individuen geen melding van de diensten die zij eventueel voor de betrokkenen hebben verricht. In geen geval mogen zij de indruk wekken dat zij om steun vragen in ruil voor bewezen diensten.

        Artikel A3

        Bij hun optreden op en buiten het lokale bestuursniveau en in hun contacten met individuen, groepen, instellingen en bedrijven, geven de lokale mandatarissen principieel voorrang aan het algemeen boven het particulier belang.

        Artikel A4

        Elke vorm van rechtstreekse dienstverlening, informatiebemiddeling, doorverwijzing of begeleiding gebeurt zonder enige materiële of geldelijke tegenprestatie van welke aard of omvang ook en mag geen vorm van cliëntenwerving inhouden.

        Artikel A5

        De lokale mandatarissen staan op dezelfde gewetensvolle manier ten dienste van alle burgers zonder onderscheid van geslacht, huidskleur, afstamming, sociale stand, nationaliteit, filosofische en/of religieuze overtuiging, ideologische voorkeur of persoonlijke gevoelens.

        Hoofdstuk 2: Informatiebemiddeling

        Artikel B1

        Het behoort tot de wezenlijke taken van de lokale mandataris informatie te ontvangen en te verstrekken, in het bijzonder over de diensten die instaan voor informatieverstrekking en over de manier waarop de burger zelf informatie kan opvragen in het kader van de openbaarheid van bestuur.

        Artikel B2

        De lokale mandatarissen stellen informatie ter beschikking van de burger met betrekking tot de werking van de ombudsdiensten en van de diensten die instaan voor de behandeling van klachten over het optreden of het niet-optreden van de overheid.

        Artikel B3

        Informatie waarop de vraagsteller geen recht heeft, die de goede werking van de administratie kan doorkruisen of die de privacy van anderen in het gedrang kan brengen, mogen door de lokale mandatarissen niet worden doorgegeven.

        Artikel B4

        De lokale mandatarissen verwijzen de vragensteller, waar mogelijk, naar de bevoegde administratieve dienst(en). Waar het gaat om de behandeling van klachten en/of conflicten, worden de belanghebbenden in eerste instantie doorverwezen naar de bevoegde klachten- of ombudsdienst.

        Hoofdstuk 3: Administratieve begeleiding en ondersteuning

        Artikel C1

        De lokale mandatarissen kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun relatie met de administratie of met de betrokken instanties. Zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de overheid, informatie te verkrijgen over de stand van zaken in een dossier, daarover nadere uitleg en toelichting te vragen en vragen te stellen over de administratieve behandeling van dossiers.

        Artikel C2

        Bij de administratieve begeleiding en ondersteuning van de burgers respecteren de lokale mandatarissen de onafhankelijkheid van de diensten en van de personeelsleden, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als redelijk moeten worden beschouwd voor de afhandeling van soortgelijke dossiers.

        Artikel C3

        De briefwisseling met de overheid, gevoerd in het kader van de administratieve begeleiding en ondersteuning, wordt uitsluitend op naam van de burger gesteld. Er wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van de begeleidende en ondersteunende rol van de lokale mandataris.

        Hoofdstuk 4: Bespoedigings- en begunstigingstussenkomsten

        Bespoedigingstussenkomsten

        Artikel D1

        Bespoedigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij lokale mandatarissen een administratieve procedure proberen te bespoedigen in gevallen of in dossiers die zonder die tussenkomst een regelmatige afloop of resultaat zouden krijgen, maar dan na verloop van een langere verwerkings- of behandelingstermijn.

        Dergelijke tussenkomsten, die een ongelijke behandeling van de betrokken burgers inhouden, zijn verboden.

        Begunstigingstussenkomsten

        Artikel D2

        Begunstigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij de lokale mandataris zijn voorspraak aanwendt om de afloop of het resultaat van een zaak of van een dossier te beïnvloeden in de door de belanghebbende burger gewenste zin. Dergelijke tussenkomsten zijn verboden.

        Artikel D3

        Tussenkomsten bij selectievoerende instanties, die tot doel hebben het verhogen van kansen op benoeming, aanstelling en bevordering in de administratie, zijn verboden.

        Lokale mandatarissen die om steun gevraagd worden door of voor kandidaten die een functie, aanstelling of bevordering ambiëren, delen betrokkene mee dat de aanstelling, de benoeming of de bevordering gebeurt op basis van de geldende normen en procedures. Zij verwijzen de belanghebbende naar de bevoegde dienst of instantie.

        Artikel D4

        Lokale mandatarissen mogen occasioneel en op eigen initiatief personen aanbevelen bij werkgevers in de particuliere sector. Ze mogen geen enkele tegenprestatie, van welke aard ook, beloven of leveren aan de betrokken werkgevers.

        Artikel D5

        De algemeen directeur neemt de nodige maatregelen opdat de dossierbehandelende personeelsleden alle tussenkomsten opnemen in het desbetreffende administratieve dossier, wat ook de aard van de tussenkomst of de hoedanigheid van de tussenkomende persoon is.

        Artikel D6

        De volgende handelingen worden niet beschouwd als tussenkomsten die in het administratief dossier dienen te worden opgenomen:

        • ­        louter informatieve vragen van algemene of technische aard
        • ­        vragen en/of tussenkomsten van uitvoerende mandatarissen in het kader van hun functionele en hiërarchische relaties ten aanzien van de behandelende personeelsleden of diensten

         

        Bijlage: wetteksten

         

         

        Gedrag bij stemming en beraadslaging: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 27, §1, §3 en §4 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 74 van hetzelfde decreet)

         

        § 1. Het is voor een raadslid verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming over:

        1° aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;

        2° de vaststelling of goedkeuring van het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap verschuldigd is of van een instantie tot het uitvoerend orgaan waarvan hij behoort.

         

        Het eerste lid is niet van toepassing op het gemeenteraadslid dat zich in de omstandigheden, vermeld in het eerste lid, bevindt louter op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger van de gemeente is aangewezen in andere rechtspersonen.

         

        § 3. Dit artikel is van toepassing op de vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 16 en 155.

         

        § 4. Als een gemeenteraadslid zich in de situatie, vermeld in paragraaf 1, bevindt, moet dat punt op de vergadering behandeld worden, en kan de vergadering niet gesloten worden voor het punt in kwestie is behandeld of voor beslist is om het punt uit te stellen.

         

         

        Gedrag bij stemming en beraadslaging: Wet van 15 juni 2006 op de overheidsopdrachten, artikel 8

         

        § 1. Onverminderd de toepassing van andere verbodsbepalingen die voortvloeien uit een wet, een decreet, een ordonnantie, een reglement of statuut, is het elke ambtenaar, openbare gezagsdrager of ieder ander persoon die op welke wijze ook aan de aanbestedende overheid verbonden is, verboden, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks tussen te komen bij de plaatsing en de uitvoering van een overheidsopdracht zodra hij daardoor, persoonlijk of via een tussenpersoon, zou kunnen terechtkomen in een toestand van belangenvermenging met een kandidaat of inschrijver.

         

        § 2. Deze belangenvermenging wordt alleszins vermoed te bestaan:

        1° zodra de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in § 1, bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot de derde graad en in de zijlijn tot de vierde graad of in geval van wettelijke samenwoning, met een van de kandidaten of inschrijvers of met ieder ander natuurlijk persoon die voor rekening van een van hen een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent;

        2° indien de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in § 1 zelf of via een tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot is van één van de kandiderende of inschrijvende ondernemingen dan wel in rechte of in feite, zelf of via een tussenpersoon, een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent.

        De ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon die zich in een van deze toestanden bevindt, is verplicht zichzelf te wraken.

         

        § 3. Indien de ambtenaar, de openbare gezagsdrager, de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in § 1, zelf of via een tussenpersoon, een of meer aandelen of deelbewijzen ter waarde van ten minste vijf percent van het maatschappelijk kapitaal van een van de kandiderende of inschrijvende ondernemingen bezit, is hij verplicht de aanbestedende overheid daarvan in kennis te stellen.

         

         

        Gedrag bij stemming en beraadslaging: Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804, zoals gewijzigd, artikel 1596

         

        Bij een openbare verkoping mogen, op straffe van nietigheid, noch door henzelf noch door tussenpersonen, kopers worden:

        Voogden, wat betreft de goederen van hen over wie zij de voogdij hebben;

        Lasthebbers, wat betreft de goederen met de verkoop waarvan zij belast zijn;

        Bestuurders, wat betreft de goederen van de gemeenten of van de openbare instellingen, die aan hun zorg zijn toevertrouwd;

        Openbare ambtenaren, wat betreft de goederen van de Staat, waarvan de verkoop door hun tussenkomst geschiedt.

         

         

        Verboden functies voor lokale mandatarissen: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 10 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 71 van hetzelfde decreet)

         

        De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad:

        1° de provinciegouverneurs, de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen als de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied;

        2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;

        3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort;

        4° de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat die gemeente bedient of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente;

        5° de leden van een districtsraad;

        6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester;

        7° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten in de gemeenteraad van dezelfde gemeente.

         

        Als bloed- of aanverwanten in een graad als vermeld in het eerste lid, 7°, of twee echtgenoten worden verkozen bij dezelfde verkiezing, wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de zetels die kandidaten hebben verkregen aan hun lijst zijn toegekend.

         

        Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden verkozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot. Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald volgens de tijdsorde van de vacatures.

         

        Voor de toepassing van dit artikel worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.

         

        Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen raadsleden en als er een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, is afgelegd.

         

        De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door de beëindiging van het wettelijk samenlevingscontract.

         

        Overeenkomstig artikel 71 en 72 van de Nieuwe Gemeentewet is het eerste lid, 1° en 2°, ook van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan de ambten, vermeld in deze bepalingen.

         

         

        Onverenigbaarheden: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 11 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 71 van hetzelfde decreet)

         

        Het verkozen gemeenteraadslid dat zich op het ogenblik van zijn installatie als gemeenteraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de gemeenteraad, kan de eed niet afleggen en wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het mandaat dat aan hem toegekend is.

         

        Een gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat in een met zijn mandaat onverenigbare situatie terechtkomt en dat binnen vijftien dagen na het tot hem gerichte verzoek van de voorzitter van de gemeenteraad geen einde maakt aan die situatie, wordt door de gemeenteraad vervallen verklaard van zijn mandaat, overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, nadat het betrokken gemeenteraadslid is gehoord.

         

        Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, na de vervallenverklaring zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.

         

         

        Verboden handelingen: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 27 §2 en §3 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 74 van hetzelfde decreet)

         

        § 2. Het is voor een gemeenteraadslid verboden:

        1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;

        2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente te werken bij geschillen die betrekking hebben op beslissingen over de tewerkstelling binnen de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;

        3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behalve in geval van een schenking aan de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, behalve als het gemeenteraadslid een beroep doet op een dienstverlening van de gemeente of van een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;

        4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de gemeente.

         

        § 3. Dit artikel is van toepassing op de vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 16 en 155.

         

         

        Wetgeving inzake corruptie: Strafwetboek van 8 juni 1867, zoals gewijzigd, artikel 245

         

        Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen of door schijnhandelingen, enig belang, welk het ook zij, neemt of aanvaardt in de verrichtingen, aanbestedingen, aannemingen of werken in regie waarover hij ten tijde van de handeling geheel of ten dele het beheer of het toezicht had, of die, belast met de ordonnancering van de betaling of de vereffening van een zaak, daarin enig belang neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar, en met geldboete van 100 [euro] tot 50 000 [euro] of met één van die straffen en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen. De voorafgaande bepaling is niet toepasselijk op hem die in de gegeven omstandigheden zijn private belangen door zijn betrekking niet kon bevorderen en openlijk heeft gehandeld.

         

         

        Wetgeving inzake terugbetaling en verantwoording kosten: Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale mandataris, artikel 35 §1

         

        Art. 35. §1. Alleen kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat en die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het mandaat, kunnen worden terugbetaald.

         

        De kosten, vermeld in het eerste lid, worden gestaafd met bewijsstukken.

         

         

         

        Wetgeving inzake terugbetaling specifieke kosten: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 38

         

        De gemeenteraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement vast waarin aanvullende maatregelen worden opgenomen voor de werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:

        1° de vergaderingen waarvoor presentiegeld wordt verleend, het bedrag van het presentiegeld en de nadere regels voor de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van gemeenteraadslid of lid van het college van burgemeester en schepenen;

        (…)

         

         

        Wetgeving inzake beroepsgeheim: Strafwetboek van 8 juni 1867, zoals gewijzigd, artikel 458

         

        Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro.

         

         

        Wetgeving inzake geheimhoudingsplicht: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 29 §4

         

        § 4. De gemeenteraadsleden, alsook alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de gemeenteraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht.

         

        Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de gemeenteraadsleden, alsook van alle andere personen als vermeld in het eerste lid wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

         

         

        Wetgeving inzake openbaarheid van de vergadering: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 28

         

        § 1. De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar, behalve als:

        1° het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering;

        2° de gemeenteraad met twee derde van de aanwezige leden en op gemotiveerde wijze beslist tot behandeling in besloten vergadering, in het belang van de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid.

         

        De vergaderingen over de beleidsrapporten, vermeld in artikel 249, zijn in elk geval openbaar.

         

        § 2. De besloten vergadering kan alleen plaatsvinden na de openbare vergadering, uitgezonderd in tuchtzaken. Als tijdens de openbare vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering, alleen met dat doel, worden onderbroken. Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad. In geval van dringende noodzakelijkheid van het punt of in geval van de eedaflegging van een personeelslid kan de besloten vergadering, alleen met dat doel, worden onderbroken.

         

         

         

        Wetgeving inzake vertrouwelijkheid van informatie: Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, zoals gewijzigd, artikel 10 §2

         

        § 2. De aanbestedende instantie en elke persoon die, in het kader van zijn functie of van de hem toevertrouwde opdrachten, kennis heeft van vertrouwelijke informatie over een opdracht of die hem, in het kader van het plaatsen en de uitvoering van de opdracht, door de kandidaten, inschrijvers, aannemers, leveranciers of dienstverleners werd verstrekt, mogen die informatie niet bekendmaken. Deze informatie heeft meer bepaald betrekking op de technische of commerciële geheimen en op de vertrouwelijke aspecten van de offertes.

         

        Zolang de aanbestedende instantie geen beslissing heeft genomen over, naargelang het geval, de selectie of kwalificatie van de kandidaten of deelnemers, de regelmatigheid van de offertes, de gunning van de opdracht of de beslissing om af te zien van het plaatsen van de opdracht, hebben de kandidaten, deelnemers, inschrijvers en derden geen toegang tot de documenten betreffende de procedure, met name de aanvragen tot deelneming of kwalificatie, de offertes en de interne documenten van de aanbestedende instantie.”

        Artikel 3:

        Aan ieder lid van de gemeenteraad wordt een digitale kopie bezorgd van de deontologische code voor mandatarissen.

         

         

    • Addendum

      • Extra punt ingediend door raadslid Filip Rooselaers: Inschakelen van kerkfabrieken in de opvang van asielzoekers.

        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Verontschuldigd: Viviane Tielemans

        Raadslid Filip Rooselaers dient een extra agendapunt in m.b.t. inschakelen van kerkfabrieken in de opvang van asielzoekers.
        Schepen Heidi Elpers beantwoordt zijn vraag.

        Aanleiding

        Naar aanleiding van een bevraging van De Standaard begin maart jl. gaven 143 Vlaamse gemeenten heel duidelijk aan geen extra asielzoekers en vluchtelingen meer te willen opvangen.

        Steeds meer blijkt dat niet alleen bij de bevolking maar ook bij de lokale besturen het draagvlak voor het creëren van extra opvangplaatsen voor asielzoekers compleet wegebt.

        Niettemin houdt federaal staatssecretaris voor Asiel en Migratie de Moor vast aan een blijvende zoektocht naar nieuwe opvangplaatsen voor asielzoekers in onze steden en gemeenten. Zij ziet een mogelijkheid daartoe in een medewerking van de kerkfabrieken. Het kabinet van de staatssecretaris zou intussen aan de parochiale afdelingen, de congregaties en de kerkfabrieken van de bisdommen gevraagd hebben of ze opvangplaatsen voor asielzoekers kunnen vrijmaken.

        Ook de kerkfabrieken in onze gemeente zouden daaraan kunnen meewerken.

        De volgende vragen aan de Schepen:

        1. Zijn de kerkfabrieken in onze gemeente reeds gecontacteerd door staatssecretaris de Moor, haar kabinet of door Fedasil in het kader van de opvang van asielzoekers? Zo ja, wat hield dat contact in en wat was de reactie van de kerkfabriek ?

        2. Indien de kerkfabrieken alsnog gecontacteerd worden in het kader van de opvang van asielzoekers, wat zal dan de houding van het gemeentebestuur daartegenover zijn? Het gemeentebestuur moet er rekening mee houden dat meewerken aan die opvang voor de kerkfabriek een extra kost kan betekenen en dat die desgevallend mee door de gemeente moet gedragen worden. De gemeente heeft immers de plicht de tekorten van de exploitatie van de kerkfabrieken bij te passen.

        3. Indien een kerkfabriek (eventueel op eigen initiatief) te kennen geeft te willen meewerken aan de opvang van asielzoekers in onze gemeente, zal het bestuur dat dan faciliteren of ontraden? Met ander woorden: welke houding zal het gemeentebestuur dan aannemen ?

        4. Heeft het gemeentebestuur in het kader van de opvang van asielzoekers al overleg gehad met de kerkfabrieken in onze gemeente ? Zo ja, tot welk besluit kwam dat overleg?

         

        Schepen Heidi Elpers antwoordt:

        Antwoord van Mevrouw De Moor: om plaatsen te vinden zijn verschillende organisaties aangeschreven zoals de havenbesturen, de vastgoedsector en ook de bisschoppenconferentie. Die laatste stelden de vraag aan hun kerkbesturen om te weten of er patrimonium vrij staat. Mocht dat het geval zijn, wordt samen met Fedasil onderzocht of dat geschikte locaties zijn waar effectief opvang in kan worden georganiseerd. Voorlopig zijn er nog geen haalbare en concrete pistes naar boven gekomen. Het is dus de Bisschoppenconferentie zelf die de kerkfabrieken heeft gecontacteerd en niet het kabinet of Fedasil.

        Het lokale kerkbestuur liet weten dat ze vanuit het bisdom de vraag gekregen hebben of er locaties zijn. Maar in Lennik is men er niet op ingegaan omdat er ook geen plaatsen aan te bieden zijn.

        Er bestaat een decreet namelijk decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten. Hierin staat ‘de kerkfabriek is belast met de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken. De kerkfabriek is belast met het onderhoud en de bewaring van de kerk of kerken van de parochie en met het beheer van de goederen en de gelden die eigendom zijn van de kerkfabriek of die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst in de parochie.

        De kerkfabriek is dus belast met de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de ere dienst aangaat.

        Als de kerkfabriek zegt dat ze asielzoekers gaan opvangen, dan kunnen ze perfect doen maar ze mogen de kosten niet doorrekenen aan de gemeenten. Alles moet in belang zijn van de uitoefening van de erediensten. De meerjarenplanning wordt goedgekeurd bij het begin van de legislatuur. Er kunnen wijzigingen gevraagd worden. Als ze andere kosten maken en er moet een wijziging zijn in hun budget dan moet dit voorgelegd worden aan de gemeenteraad.

         

      • Extra punt ingediend door raadslid Lien De Slagmeulder: organisatie zomerschool.

        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Verontschuldigd: Viviane Tielemans

        Raadslid Lien De Slagmeulder dient een extra agendapunt in m.b.t. de organisatie van zomerscholen.

        Aanleiding

        Tijdens de zomervakantie van 2023 zullen er voor de vierde keer zomerscholen georganiseerd worden. Een zomerschool is een gevarieerd en doelgericht aanbod van onderwijs- en vrijetijdsactiviteiten dat gekoppeld is aan de individuele leernoden van de deelnemende leerlingen.

        Internationaal onderzoek wijst al langer op het belang van zomerscholen: behalen van leerwinst, positieve effecten op welbevinden, meer zelfvertrouwen, groeien in sociale vaardigheden, … Ook in Vlaanderen bewijzen de zomerscholen nut.

        Een aanvraag indienen kan tot 16 juni.

        Voorstel:

        Het college onderneemt de nodige stappen om een zomerschool te organiseren.

        Publieke stemming
        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Voorstanders: Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Peter Berckmans
        Tegenstanders: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde
        Resultaat: Met 8 stemmen voor, 12 stemmen tegen
      • Extra punt ingediend door Kristien Van Vaerenbergh: Fraudeonderzoek buitenlandse eigendom.

        Aanwezig: Karen De Waele, Irina De Knop, Johan Limbourg, Heidi Elpers, Hendrik Schoukens, Yves De Muylder, Geert De Cuyper, Erik O, Kristien Van Vaerenbergh, Christel O, Lien De Slagmeulder, Filip Rooselaers, Karel Van Belle, Jo Massaer, Isabelle Duerinckx, Chris De Moyter, An Lovato, Peter Berckmans, Piet Vanthemsche, Marie-Therese Van der Velde, Anaïs Nies
        Verontschuldigd: Viviane Tielemans

        Raadslid Kristien Van Vaerenbergh dient een extra agendapunt in m.b.t. fraudeonderzoek buitenlandse eigendommen. Schepen Heidi Elpers beantwoordt deze vraag.

        Aanleiding

        Sociale huurwoningen moeten worden voorbehouden voor de doelgroep die er effectief recht op heeft. Wie een sociale woning huurt, mag niet tegelijkertijd een eigen woning bezitten. De controle op binnenlands onroerend bezit kan door de sociale verhuurder eenvoudig via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid gecontroleerd worden.

        Voor buitenlandse eigendommen is dat niet zo eenvoudig omdat de FOD Financien vaak niet over de nodige gegevens beschikt. Hierdoor is het noodzakelijk om ter plaatse in het buitenland na te gaan of iemand dergelijk bezit al dan niet heeft. Dat vereist niet enkel de effectieve controle in het buitenland, maar ook de kennis van de praktijken en de regelgeving van al die verschillende landen.

        Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele sloot in maart ’21 een raamovereenkomst ter beschikking van sociale verhuurders die onderzoek voeren naar buitenlands bezit. Daarnaast worden sociale verhuurders, die onderzoek laten doen naar buitenlands onroerend bezit van sociale huurders, financieel ondersteund door tussenkomsten in de kosten van dat onderzoek.

        Omdat onze fractie er van overtuigd is dat sociale huurwoningen moeten worden voorbehouden voor de doelgroep die er effectief recht op heeft , hebben wij er in deze raad twee  jaar geleden op aangedrongen dat onze vertegenwoordiger in de sociale huisvest maatschappij erop zou aandringen ook toe te treden tot dergelijke raamovereenkomst en hier van de gemeenteraad te rapporteren.

        Intussen zijn we twee jaar verder en werden er recent door de minister een aantal cijfers bekendgemaakt die aantonen dat dergelijke onderzoeken wel degelijk hun nut hebben.

        Zo werden in totaal tot nog toe 724 onderzoeken gevoerd door gespecialiseerde onderzoeksbureaus, op vraag van de op vandaag 35 woonmaatschappijen die intekenden op een raamovereenkomst.

        Uit die 724 onderzoeken die gevoerd werden, bleek dat maar liefst 339 sociale huurders een stuk grond of eigendom in het buitenland hadden. Intussen zijn hierdoor al 153 huurwoningen zijn vrijgekomen. 21 sociale huurders verlieten zelf spontaan hun huurwoning, zonder dat onderzoek nodig was.

        Gezien onze vertegenwoordiger de opdracht kreeg de gemeenteraad verder te informeren naar de voortgang van dit dossier, volgende vraag, die ik eveneens vorig jaar stelde:

        1. Wat is de stand van zaken?
        2. Hoeveel onderzoeken werden er gevoerd en wat was het gevolg?

         

        Schepen Heidi Elpers antwoordt:

        De vraag werd gesteld aan de huisvestingsmaatschappij van SPL maar zij hebben hier geen woningen. Dus ze hebben niet geantwoord op welke onderzoeken er gebeuren. Volgende maand zullen die ook ophouden te bestaan. Alle energie gaat daar nu momenteel naar.

        Wat het SVK betreft zijn er wel een aantal woningen. Zij hebben aan alle huurders een brief verzonden om hierop te wijzen. Ze hebben een anonieme klacht gekregen over een eigendom in het buitenland. De mensen zijn gescheiden en de man had de eigendom. De vrouw niet. Er werd geen verder onderzoek uitgevoerd. De kosten voor het onderzoek in het buitenland wordt ook betaald door SVK.  Ook SVK houdt op met bestaan.

        De nieuwe woonmaatschappij kon nog geen informatie bezorgen. Providentia wil dit in één van de komende gemeenteraden komen toelichten aan de gemeenteraad.


De voorzitter sluit de zitting op 26/04/2023 om 21:34.

Namens Raad voor Maatschappelijk Welzijn,

Anaïs Nies
algemeen directeur

Karen De Waele
voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn